Naamsverklaring Tempelaar

  1. Oorspronkelijk een tempelier, een tempelridder, een lid van de geestelijke ridderorde die haar naam ontleende aan de plaats van haar eerste vestiging, het Tempelplein te Jeruzalem waar de tempel van Salomo stond.
  2. Plaatsnaamafleiding met -aar van een toponiem De Tempel, o.a. de naam van een heerlijkheid en hofstad tussen Berkel en Overschie en van een hofstede bij het Bommeer in het Vlaardingerbroek. Wellicht wordt hierbij op de betekenis van het woord ’tempelaar’ gezinspeeld; het is niet uitgesloten dat toponiemen De Tempel herinneren aan de bezittingen van de in 1312 opgeheven ridderorde.

Naamsvermeldingen en literatuurreferenties:
• Jan Reynders Templer, schepen te Gestel 1561. Zijn zoon Reinder Jans Tempelaer vestigde zich als linnenkoopman te Harlingen [G.L. Meesters, ‘Tempelaer’, in: GN 1982].
• Adriaen Cornelisz Tempelaer (test. 1641) = Aryen Cornelisz Bergwerff wonende in Vlaardingerbroek op den Tempel; zoon van Cornelis Ariensz (op den Timpel), die ook met de achternamen Cooman en Berchwerff werd vermeld [H.M. den Boer, ‘Bergwerf – Op den Tempel’, in: OV 1982].
varianten:
Tempelaars.

Bron:
Meertens Instituut