1636 – 1654 Stadhouder Schout over het kwartier van Kempenland

Simon Hendriks, 1595 – 1598
Marcus van Bornbergen, 1600
Pieter Strijbosch, 1600 – 1608
Willem van den Broeck, 1621 – 1635
Abraham Tempelaer, 1639- 1654

Aanstelling door de Staten-Generaal op 19 februari 1639;

zie Taxandria XVII (1910) p. 275. In dit archief komt hij eerst in 1648 als zodanig voor.

Petrus van Nuhuys, 1665 – 1675

Jacobus van Nahuys, 1679 – 1697

Johan de Jongh, 1704 – 1736

Johan Willem Daniël de Jongh, 1736 – 1791

 

De functie van kwartierschout en stadhouder, en van de schout of drossaard van de plaatselijke heer werden aangeduid als ‘officier’. Indien zij niet aanwezig waren, trad de plaatselijke president-schepen als officier op.

 

De kwartierschout, al dan niet vervangen door een stadhouder, of de schout van de heer, riep de schepenbanken bijeen en maande de schepenen recht te spreken. De schepenen wezen het vonnis, dat vervolgens door de officier werd uitgesproken en uitgevoerd. De officier inde tevens de boeten en legde daarvan rekening en verantwoording af aan de heer of hertog en diens administratief apparaat. De schout hield toezicht op het functioneren van de schepenen. Naast de gewone rechtszittingen worden in historische bronnen de ‘waarheden’ vermeld. Dat waren bijeenkomsten, gehouden door de schout, drossaard, of rentmeester, waarvoor alle daartoe gekwalificeerde ingezetenen geboden werden, met het doel te bepalen wie regels overtrad of om rechten vast te stellen.